Om de plannen en strategieën van Abovo Media aan haar opdrachtgevers nog effectiever en efficiënter te kunnen maken, heeft Abovo Media onderzoek laten doen naar de kwantiteit en de kwaliteit van mediacontent consumptie in Nederland. Hiervoor is DVJ Insights aangehaakt als onderzoeksbureau om het onderzoek representatief te maken volgens de Gouden Standaard.
Abovo wilde nog beter weten hoe de verschillende mediumtypen gebruikt worden en welke emoties hieraan ten grondslag liggen. Hierbij ligt de nadruk op offline gebruik versus online gebruik en de verschillen daarbij binnen diverse doelgroepen. De gemeten mediumtypen zijn audiovisuele content, audio content, kranten, folders, magazines, vakmedia en bioscoop. Binnen deze mediumtypen zijn nog diverse uitsplitsingen gemaakt, zoals live content, on-demand content, huis-aan-huisbladen en natuurlijk online versus offline.
De nummer één in kwantiteit is audiovisuele content met 97% van de Nederlanders tussen de 18 en 70 jaar die dit wel eens consumeren. De nummer 2 is wellicht verrassender, met 95% wel eens gebruiken is dit de folder geworden. Nummer 3 is audio (94%), nummer 4 kranten (86%), nummer 5 magazines (85%), nummer 6 bioscoop (82%) en als laatste vakmedia (60%).
Binnen deze mediumtypen zijn uitsplitsingen aangebracht, waarbij onder andere opvalt dat live geconsumeerde audio visuele content (96%) nog steeds groter is dan korte video content (86%), uitgesteld kijken (83%) en on demand kijken (66%). Bij audio content zijn de verschillen nog veel groter, uitgestelde (27%) en on-demand (46%) content zijn nog veel kleiner dan live audio content (95%).
Onder het hoofdstukje print media zien we dat de verschillen tussen online en offline gebruik nogal uiteenlopen. Bij landelijke kranten zien we dat de percentages redelijk dicht bij elkaar liggen met offline 70% en online 61%, bij de huis-aan-huisbladen zijn deze verschillen veel groter met 95% offline consumptie en 18% online consumptie. Ook folders worden veel online geconsumeerd (53%), maar nog steeds minder dan offline (89%). Wellicht dat de nieuwe regelgeving omtrent folderverspreiding dit verschil nog zal verkleinen?
Om een gevoel bij de beleving van media te krijgen hebben we respondenten tevens gevraagd welk gevoel of welke associatie bij hen opkomt als ze denken aan de consumptie van bepaalde content. Tussen de verschillende mediumtypen is veel variatie in associaties te zien, maar in de basis worden alle mediumtypen zeer positief gewaardeerd. We zien bij audiovisuele content vooral leuk en makkelijk voorbij komen, audio scoort op muziek en gezelligheid, folder op aanbiedingen, kranten op makkelijk, magazines op ontspanning, bioscoop op gezelligheid en vakmedia op interessant.
Uiteraard zijn er ook uitsplitsingen gemaakt op basis van leeftijd, hierbij valt op dat de jongste en de oudste groep het meest van elkaar verschillen in on-demand audio(visuele) content, korte online video’s en uitgestelde Audio content. Binnen de andere mediumtypen zijn deze verschillen duidelijk minder groot.
Ander opvallend punt is het grote verschil op individueel of gezamenlijke consumptie van mediumtypen. Audiovisuele content (inclusief bioscoop) wordt vaak samen geconsumeerd in wat voor vorm dan ook (behalve korte online content), alle andere content wordt in de meeste gevallen individueel geconsumeerd. Leeftijd is hierop geen onderscheidende waarde!
Bovenstaande en nog veel meer andere data zullen gebruikt worden in onze plannen en mediapresentaties aan onze klanten. Door dit onderzoek jaarlijks te herhalen kunnen we tevens trends in het mediagebruik van consumenten ontdekken en vooral ook duiden en zo meer toekomstbestendige plannen maken voor onze opdrachtgevers.